Op het landgoed komen twee kruiden voor die wat uiterlijk betreft gemakkelijk met elkaar te verwarren zijn. Zelfs de namen lijken enigszins op elkaar. Het ene draagt de naam Sint Janskruid en de ander Jacobskruiskruid. Het zijn allebei kruiden met bijzondere eigenschappen.
Sint Janskruid
Staat bekend om zijn geneeskrachtige werkingen. De naam is een verwijzing naar Johannes de doper, op wiens naamdag, 24 juni, in de middeleeuwen het kruid geplukt werd. Het gebruik om het kruid vooral rond die datum waarop de zon het hoogst staat is echter veel ouder. Enerzijds lijkt het kruid rond die tijd de meest geneeskrachtige bestanddelen te hebben verzameld, anderzijds gaat het ook om het moment van de zonnewende wat de plant nog meer magische krachten zou geven. De naam zou ook verwijzen naar de ridders van de Johannieter orde (ook wel de Maltezer ridderorde) die tot taak hadden om pelgrims op weg naar het heilige land te beschermen en gewonden en zieken te verzorgen. Bij die verzorging nam het Sint Janskruid een voorname plaats in.
Sint Janskruid stond al in de Griekse oudheid bekend als een kruid met heilzame werking. Ook de Griekse arts in Romeinse dienst Dioscorides beveelt de plant reeds aan als medicinaal kruid. In de middeleeuwen werd het ook gebruikt als een Fuga Daemonium, een demonen verdrijver gebruikt. Aan de zolder van huizen (of boven een afbeelding van een heilige) werden bosjes Sint Janskruid te drogen gehangen om zich te beschermen tegen kwade geesten en hekserij. Het kruid verspreid bij droging een geur van wierook die aangenaam voor god, maar afwerend voor de duivel is. Er zou een ontsmettende werking van de geur uitgaan.
Volgens een oude legende zou iemand die voor het slapen gaan op een Sint Janskruid trapte de gehele nacht door elfen wakker gehouden worden.
De signatuurleer gaat er van uit dat aan de hand van de vorm van een plant of van een deel van de plant de medische werking te herleiden valt. Zo beschrijft de zeventiende eeuwse botanicus William Cole hoe de walnoot goed zou zijn voor het hoofd, omdat de vrucht in vorm lijkt op de hersenen. Van Sint Janskruid beweerde hij dat het toepasbaar zou zijn op open wonden omdat de bladeren kleine openingen vertoonden. De signatuurleer bleek niet zonder risico en is sindsdien allang weerlegd, maar het wordt nog wel toegepast in de homeopathie en in de Chinese volksgeneeskunst.
De veronderstelde heilzame werking van Sint Janskruid op open wonden is dan ook nooit vastgesteld.
In de oudheid werd Sint Janskruid gebruikt als middel tegen spanningen, moedeloosheid en daarmee gepaard gaande slapeloosheid. Onderzoek heeft inmiddels inderdaad aangetoond dat Sint Janskruid goed werkt tegen depressiviteit.
Sint Janskruid hoort tot de hertshooiachtige, de Latijnse naam luidt; Hypericum Perforatum. De plant kan zo’n 60 – 80 cm hoog worden, heeft gele bloemen en wanneer men het blad tegen het licht aan houdt dan ziet men tal van kleine “gaatjes” zitten. Vandaar de naam perforatum (geperforeerd) – overigens gaat het niet om gaatjes, maar om kleine kliertjes in het blad.
De Franse naam Millepertuis verwijst ook naar deze gaatjes in het blad. In het Engels wordt de plant Saint John’s Wort genoemd en in het Duits Johanniskraut
Volksnamen waaronder de plant op verschillende plaatsen ook wel bekend staat zijn o.m. Jaag den duivel, Oliebloempje, duivelsdruif, kroontjeskruid, wonderkruid.
Ondanks zijn reputatie als geneeskrachtige plant kan zoals met veel geneeskrachtige middelen een overdosis Sint Janskruid ook vervelende bijgevolgen hebben. Voor vee is de plant net als bijvoorbeeld rode klaver en boekweit fototoxisch, een te grote hoeveelheid kan bijvoorbeeld bij paarden leiden tot fotosensibiliteit (overgevoeligheid van de huid voor zonlicht).
Jacobskruiskruid
De naam verwijst naar de apostel Jacobus, wiens overblijfselen begraven liggen in de kathedraal van Santiago de Compostella. Sint Jacobus is de patroonheilige voor Spanje. Volgens overlevering stichtte hij aan het begin van onze jaartelling een christelijke gemeenschap op het Iberisch schiereiland. Hij keerde terug naar Jeruzalem en werd daar met het zwaard terechtgesteld – hij geldt als de eerste christelijke martelaar. Zijn lichaam werd overgebracht naar Spanje.
Santiago de Compostella werd een plek waar pelgrims vanuit geheel Europa naar toe trokken.
Er worden meerdere mogelijke redenen aangevoerd waarom deze plant naar sint Jacobus is vernoemd. Zo zou de plant in bloei komen op zijn naamsdag, 25 juli. En de plant zou gebruikt zijn door pelgrims onderweg naar Santiago de Compostella om hun vermoeide en pijnlijke voetzolen enige verlichting te geven (het sap van de Jacobskruiskruid zou verkwikkend werken en zou ook helpen in geval van een bijensteek). Of het gaat om een verwijzing naar de vorm van het Jacobs Kruis dat diende als embleem voor de ridders van de orde van Santiago en de ridders van de orde van Sint Jacobus van het zwaard.
In tegenstelling tot Sint Janskruid is Jacobskruiskruid een composiet, elke bloem bestaat in feite uit een samenstelling van vele kleine bloemen. Het is een waardplant voor solitaire bijen als de Duinzijdebij, maar wordt ook bezocht door honingbijen. Het is voor bijen een belangrijke bron voor zowel nectar als stuifmeel. De plant vormt ook het hoofdvoedsel voor de zebrarups, de geelzwarte larve van de Sint Jacobsvlinder.
Het is een pioniersplant die het goed doet op schrale, pas omgewoelde grond. De zaden worden door de wind verspreid, maar de meeste zaden vallen slechts tot enkele meters van de moederplant.
De plant staat bekend onder verschillende namen, soms geeft de naam een indicatie voor de medicinale toepassing er van. In het Nederlands kennen we Jacobskruiskruid ook als Annebienaboompje, Grondheel, Strommel, Koebloemen, Munneke Blaade. In het Engels is het vooral bekend als Ragwort. Maar op verschillende plaatsen geeft men er ook andere namen aan: Saint Jameswort, Ragweed, Mare’s Fart, Stinking Nanny, Stammerwort, Cankerwort, Staggerwort. Op het Isle of Man staat het bekend als Cushag.
Stammerwort lijkt er op te duiden dat men ooit meende dat de plant heilzaam was tegen stotteren, Cankerwort omdat men meende dat het tegen maagzweren en kanker hielp. En Staggerwort duidt op medicinaal gebruik van de plant voor paarden die wankelen en trillen.
Er schuilt enige ironie in het feit dat een plant, gewijd aan sint Jacobus, patroonheilige van paarden, welke ooit gezien werd als heilzaam voor paarden nu zoveel ophef veroorzaakt in Nederland omdat het giftig zou zijn voor paarden. Krantenberichten melden maar liefst honderden paarden die slachtoffer van Jacobskruiskruid zouden zijn.
Jacobskruiskruid is inderdaad zeer giftig voor alle zoogdieren. Zelfs het plukken van de plant kan bij mensen al een allergische reactie te weeg brengen, ofschoon de oorzaak daarvan niet in dezelfde alkaloïden ligt die de plant bij inname zo giftig maakt. De giftigste delen van de plant zijn overigens de bloemen. Paarden eten normaliter Jacobskruid niet, het heeft een onaangename bittere smaak. Pas als een paardenweide geheel kaal gegraasd is en de paarden dus allang verweid hadden moeten worden, zullen paarden ook minder smakelijke planten eten. Uiteindelijk zelfs Jacobskruiskruid. Bij het maaien van weides kan het gebeuren dat het Jacobskruiskruid in het hooi terecht komt. Ook dan blijft de plant onverminderd giftig. Maar paarden lijken de gedroogde plant wel te willen eten. Zit er veel Jacobskruiskruid in het hooi dan wordt aangeraden om de baal af te keuren.
Voor een paard geldt dat het 3 – 10 % van zijn lichaamsgewicht aan Jacobskruiskruid op een dag naar binnen moet werken om ernstige gevolgen te kunnen hebben. Bij een paard van 700 kg spreken we dus al gauw over zo’n 20 – 70 kg aan Jacobskruiskruid. Het valt niet mee om aan zoveel Jacobskruiskruid te komen.
Dat men toch niet teveel van het Jacobskruiskruid bij het vee wil zien is ook terug te vinden in het volgende gedicht van Josephine Kermode (1852 – 1937) van het Isle of Man.
"The Cushag"
Now, the Cushag, we know,
Must never grow,
Where the farmer's work is done.
But along the rills,
In the heart of the hills,
The Cushag may shine like the sun.
Where the golden flowers,
Have fairy powers,
To gladden our hearts with their grace.
And in Vannin Veg Veen,
In the valleys green,
The Cushags have still a place.