Homo Sapiens Non Urinat In Ventum staat op een poort op het
Leidseplein in Amsterdam te lezen. Het klinkt als een verstandige opmerking,
maar het kan nauwelijks als een advies bedoeld zijn; wie is er nu zo dwaas om
tegen de wind in te urineren?
In het Nederlands hebben we er geen specifiek woord voor,
maar in het Japans wordt een handeling die niet verstandig is, of misschien
beter gezegd niet logisch is, niet in overeenstemming is met de natuur “Muri”
genoemd. Het begrip Muri is op te delen in twee karakters, het eerste karakter
betreft een ontkenning en kan vertaald worden met “niet” of “geen”, het tweede
karakter laat zich vertalen met principe of wet (natuurwet) en is vergelijkbaar
met het oud-griekse begrip Logos. Als geheel is Muri dus te vertalen met “geen principe” of “het ontbreken van het
principe” of “niet logisch”.
De Nederlandse filosoof Spinoza stelde dat de mens en de
menselijke geest een deel van de natuur waren en dientengevolge diende de mens te
handelen in overeenstemming met de orde van de natuur.
Dit idee doet sterk denken aan de Confucianistische en Taoistische
opvatting dat men om zowel ethisch als esthetish juist te kunnen leven men er
naar moet streven te handelen in overeenstemming met de natuur en de
natuurlijke principes (Ri). Pas indien men er in slaagt om in overeenstemming
met de natuur te leven is men werkelijk vrij.
Ambachtslieden zullen dit principe als vanzelfsprekend
ervaren. Iedereen die met een stuk gereedschap leert om gaan weet dat er een
goede manier is en een slechte manier is om er mee om te gaan. Denk
bijvoorbeeld aan het schaven van hout – het eerste wat je leert is dat je met
de nerf van het hout mee schaaft en niet er tegen in. Of aan het gebruik van
een hamer – men houdt de hamer zoveel mogelijk bij het uiteinde van de steel
beet om voldoende slagkracht te krijgen. Vasthouden bij de hamerkop betekent
dat men meer moeite moet doen voor meestal veel minder resultaat. Het leren van
een ambacht houdt voor een belangrijk deel in dat je als leerling inzicht gaat
krijgen in het verschil tussen Muri en Ri,
de juiste toepassing van gereedschap en materiaal.
Op een zomerse dag zaten we op een lokaal terrasje wat te
drinken toen we enkele sportief geklede gespierde jongemannen uit het
restaurant zagen komen. De eigenaar beschikte over een houtoven die aan de
buitenkant van het restaurant gebruikt werd als barbecue. Achter het restaurant
had hij een flinke stapel hout liggen. De stukken hout waren echter te groot om
te gebruiken en hij had deze heren bereid gevonden het hout in tweeen te zagen.
We keken toe hoe de jongemannen zonder veiligheidskleding en met hun oude
kettingzagen zonder de tegenwoordig vereiste
beveiligingsmechanismen bovenop de stapel klommen. Met hun ruggen naar
elkaar toegekeerd begonnen ze enthousiast het hout onder zich in twee stukken
te zagen. Een goed voorbeeld van Muri en leuk materiaal voor een ouderwetse
slapstick film.
Mijn vader werkte ooit mee aan een opleiding voor
havenwerkers. Hij kwam met het volgende voorbeeld; er ligt een schip in de
haven dat gelost moet worden, waar moet de touwladder worden opgehangen? Het
was een voorbeeld uit de praktijk, hij had menige jongeman die net begon in het
vak deze opdracht gegeven. Het heeft hem altijd verbaasd dat de nieuwkomers
vrijwel zonder uitzondering de touwladder aan de voorplecht hingen. Zou men
voor die plek uit een esthetisch gevoel kiezen? Het is in ieder geval niet de
meest logische plek. Terwijl er steeds meer goederen uit het schip gelost
worden zal het schip omhoog komen. Omdat de touwladder aan de voorzijde van het
schip hangt en de voorplecht enigszins uitsteekt kan de touwladder nu alle
kanten opzwaaien, draaien en tollen. En dat maakt het voor iemand die het schip op of af wil bijzonder
moeilijk en zwaar om de touwladder te beklimmen.
De paar beginners die niet gingen voor de voorplecht, hingen
de touwladder aan het achtersteven. Hetgeen nauwelijks een verbetering genoemd
kan worden.
Na mijn vaders uitleg dat het verstandiger was om de
touwladder aan de zijkant van het schip te hangen, waar de wanden van het schip
vrij recht waren en de touwladder dus stil zou blijven hangen, waren er altijd
nog beginners die kans zagen om de touwladder zodanig langs de zijkant neer te
laten dat deze over de afvoerpijp van de toiletten hing.

Op een kruispunt in het centrum van de stad stond voor het
zebrapad een jongedame te wachten op het voorbij razende verkeer op het juiste
moment om over te steken. Ze stond er veilig op de stoep en leek goed op het
verkeer te letten. Waar ze minder oog voor leek te hebben was haar buggy met
daarin haar baby. De buggy had ze voor zich en deze stond al met vier wielen op
de weg. In de drukte zag menige automobilist de buggy pas op het laatste
moment.
Het is een goed voorbeeld van Muri – de moeder had haar
eigen lichaam, haar kind en zelfs de buggy moeten ervaren als een geheel. Nu leek
het, in overeenstemming met Cartesiaanse opvattingen, alsof moeder, kind en
baby afzonderlijke entiteiten waren.
Soms lijkt iets logisch maar is het bij nader inzien toch
echt Muri. Op jonge leeftijd werkte ik in een tuincentrum. Het was rond deze
tijd van het jaar toen ik enkele bezoekers advies gaf over tulpen. Een dame
klaagde dat ze al vaker tulpen in deze winkel had gekocht maar dat ze nooit wat
deden. In veel gevallen komt dit doordat de tulpen te diep geplant zijn of dat
de grond veel te nat bleef, dus ik vroeg haar naar hoe ze de tulpen had
geplant. Verontwaardigd antwoordde ze: “Zoals het hoort natuurlijk! Met de punt
naar beneden!”
In Amsterdam reisde ik nog al eens met de metro – als ik dan
de roltrap naar boven nam gebeurde het nog wel eens dat daar een groepje mensen
zich voor de roltrap had verzameld, dat druk doende was elkaar te begroeten en
met elkaar gesprekken begonnen. Dat steeds meer mensen onwillekeurig op hen
botsten leek nauwelijks indruk te maken.
Iets soortgelijks overkomt me vrijwel iedere keer als ik met
de trein reis. Zodra ik op mijn plaats van bestemming ben en uit wil stappen
staat er een menigte mensen op het perron die mijn trein in wil. Het is nu
dringen en duwen om er doorheen te komen terwijl onbekenden me op mijn tenen
stappen en ik op moet passen om mijn tas of koffer niet te verliezen. Vanwaar
toch dit ongeduld? De trein vertrekt nog lang niet en het is logischer te
wachten tot iedereen er uit is voor dat je probeert in te stappen.
Nieuwer voor mij is de manier waarop met name Nederlandse studenten
hun fiets dagelijks voor de ingang van de supermarkt parkeren (het overkwam me
deze zomer ook een keer bij de lokale supermarkt hier, het ging om jongeren uit
de stad die een dagje door de bergen toerden). Ze worden zelfs niet netjes
neergezet, maar liggen door elkaar en op elkaar als afval voor de schuifdeuren.
Er is geen doorkomen aan. Al helemaal niet door mensen met een handicap. En er
is geen personeelslid van de supermarkt die er iets van zegt.
Hier doet zich een ander probleem voor. Een probleem dat ik
ook al eens in mijn lessen over Ri en Muri was tegen gekomen. En dat is een
weerzin die sommige mensen lijken te koesteren tegen het idee dat de natuur een
bepalende invloed heeft in hun doen en laten. Ze willen niets weten van een natuurlijk
principe of van een natuurlijke volgorde der dingen. Ze willen nu de trein in,
ze willen nu hun fiets kwijt, ze bepalen zelf wel waar ze gaan staan of waar ze
hun fiets neergooien, ze maken zelf wel uit hoe ze hun gereedschap gebruiken. En
men leeft in de veronderstelling dat dit vrijheid is. Ook dat is een vorm van Muri.
Tom verhoeven
Auvergne, herfst 2011