Veel van de pakhuizen in Amsterdam stonden niet direct aan
de haven, maar verspreid door de stad aan de verschillende grachten. Om de
goederen van de zeeschepen daar te krijgen werden ze overgeladen in binnenvaartschepen
en kleinere schuiten. Het overladen en opslaan van de goederen werd gedaan door
gildebedrijven die in Amsterdam die de naam vemen droegen. Er was een groot
aantal vemen, herkenbaar aan de kleur of de vorm van hun hoofddeksel - er waren
blaauwhoeden, roodhoeden, groenhoeden, purperhoeden, withoeden, zwarthoeden,
klapmutsen en strohoeden, en nog veel meer.
De vemen bestaan niet meer, maar
de naam van het bedrijf Pakhoed herinnert nog aan de oorsprong van het bedrijf.
De pakhuizen in Amsterdam verschillen in ontwerp, maar als
het ging om de overslag van zware goederen dan waren de pakhuizen gebouwd met
relatief veel palen. Deze palen werden
door de veemarbeiders “vinken” genoemd.
Goederen moesten vaak naar boven gedragen worden en dat ging
via een smalle trap aan de binnenzijde van het pakhuis. De smalle trap had geen
reling, de enige mogelijke steun konden dragers vinden door tegen de muur te
leunen. De trap was net breed genoeg voor een man, er bleef geen ruimte over om
iemand te laten passeren. Het gewicht van de balen die naar boven gesjouwd
moesten worden verschilde en was afhankelijk van het product. Maar het kon
oplopen tot 100 kg per baal. Er zijn anecdotes van mannen die met zo’n baal van
100 kilo op de schouders naar boven liepen, terwijl hun voorganger zijn
evenwicht verloor en zijn baal bovenop de baal van zijn collega liet vallen.
Ongehinderd door het extra gewicht vervolgde deze laatste zijn weg naar boven
waar hij door anderen verlost werd van de twee balen.
Jonge nieuwkomers in de vemen hadden het niet gemakkelijk.
Er kwam veel kijken bij dit ambacht en het was geen ongevaarlijk werk. Deze proef vond altijd plaats op een van de
hogere verdiepingen van het pakhuis. Een van de dragers liet zijn baal ergens vloekend
vallen tegen een van de palen – met veel gebaren maakte hij de nieuwkomer
duidelijk dat hij zo niet kon werken en dat nu alle balen verkeerd zouden komen
te liggen. “Het probleem is dat die vink verkeerd staat”, was de uitleg die de
nieuweling te horen kreeg. “Als jij nou eens naar beneden gaat om een
vinkenverzetter te halen? ” Eenmaal
beneden aangekomen kreeg de nieuwkomer te horen dat hij de vinkenverzetter aan
boord in het vooronder kon vinden. Zijn collega’s bleken maar al te bereid om
hem te helpen. De vinkenverzetter bleek
te bestaan uit een dikke zware ankerketting die hij om zijn nek mee kreeg om
naar boven te dragen. Eenmaal boven kreeg hij te horen dat de ketting rond de
paal moest. Om vervolgens te horen te krijgen, “Zie je die vink daar in de
hoek, verzet deze vink die hier gewoon in de weg staat daarheen en zet ‘m naast
die andere”.
Tegen die tijd drong het zelfs tot de traagste van de
nieuwelingen wel door dat hij in de maling genomen werd – maar dan moest hij
nog altijd zijn “vinkenverzetter” weer terug naar beneden brengen.
Tom Verhoeven
Auvergne, winter 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten