donderdag 26 januari 2012

Year of the Dragon - Het Jaar van de Draak

2012 is het Jaar van de Draak. Een jaar van verandering, van beweging, van vernieuwen, van inspireren en inspiratie krijgen.  Een energiek jaar. Een spannend jaar.
En het is al begonnen !

 

Ontwerp: Aimeedis.com


Design: Aimeedis.com
Tom Verhoeven

Auvergne, winter 2012

donderdag 19 januari 2012

Dood en Levend


Je overpeinzingen op papier zetten is een ding. Ze plaatsen op een andere plek die toegankelijk is voor andere ogen, zoals een weblog, is iets anders. De weblog kan verborgen blijven, ongezien en ongelezen. Maar als mensen het hebben gevonden dan kun je ook reacties verwachten. Met name op de op een laatste tekst die ik toevoegde, over Traag Tuinieren, ontving ik vrij veel reacties van verschillende kanten. Het was overwegend positief, men kon zich blijkbaar in de opvattingen over tuinieren van Felder Rushing wel vinden. Ik eindigde bij het schrijven van de tekst bewust met een citaat van Felder Rushing over een dode bremstruik die hij in zijn voortuin liet staan. Ik vooronderstelde dat dit voor veel mensen net een stap te ver zou zijn. De tuin een beetje zijn eigen gang laten gaan zouden mensen misschien nog accepteren, maar een dode struik of boom in hun tuin?
Mijn vooronderstelling bleek te kloppen, als mensen met een negatieve reactie kwamen (het was een minderheid), dan vielen ze steevast over die dode struik. 

Ik woonde al een tijdje in Betondorp, Amsterdam, toen ik daar na de grote renovatie van het dorp een woning met een tuin kreeg. Mijn eerste eigen tuin. Wat er aan planten en struiken had gestaan was door de werkzaamheden aan het pand ernstig beschadigd of verdwenen. Een oude Gouden Regen stond er nog en die deed het erg goed. Bij het opnieuw aanleggen van de tuin koos ik voor veel verschillende struiken, een lage heg en besloot ik de achtertuin voor een deel af te schermen met rieten platen. Het gaf mijn bonsai wat meer schaduw en mij een koel nisje om er af en toe een boek te lezen.
Op een zomerse dag zat ik daar verdiept in een boek. Ergens hoorde ik een geluid dat ik niet goed kon plaatsen. Een merel vloog van de rand van de rieten schutting om een framboos uit de tuin te pikken en die te voeren aan haar jong dat ook op de schutting zat. Natuurlijk dacht ik eerst dat het geluid door hen veroorzaakt werd. Maar nadat ze vertrokken waren hoorde ik het nog steeds. Een zacht soort geknars. Het bleek om insecten te gaan. Sommige insecten probeerden te nestelen in de holtes van de rietstengels, anderen knaagden stukjes van het riet af om het te gebruiken als nestmateriaal. Riet is zulk geschikt materiaal voor insecten omdat het onbewerkt is. Er zit geen olie of verf of ander spul op dat het duurzamer moet maken. Het is natuurlijk materiaal. Gemaakt van dode planten.

Een deel van het landgoed is overwoekerd door brem en braam. Op zulke plekken groeit er bijna niets anders meer.  Vooral de grote hoeveelheid brem is zorgelijk. Brem is vuurgevaarlijk. Perfect aanmaakhout, bij het kamperen hadden we zelfs in de regen al heel snel een knappend houtvuurtje gaande dankzij de brem. Bij een bosbrand zal de brem het vuur snel doen verspreiden en voldoende aanwakkeren om ook andere bomen in brand te krijgen. De bewoners van het dorp zouden bij zo’n bosbrand ook niet meer weg kunnen komen.
Alle reden dus om veel brem weg te halen. Veel, maar niet alles. Genoeg om het land veilig te maken, genoeg om andere planten en struiken een kans te geven, genoeg om op enkele plekken bomen te planten. De brem neemt ook een belangrijke plaats in op het land, het geeft beschutting aan de reeen, bijen en vlinders bezoeken de bloemen van de brem, de jonge scheuten van de brem zijn eetbaar en van de takken is een traditionele bezem te maken. Het is een mooie struik om te zien. Het vormt bij het ouder worden dikke grillig gevormde knoesten. Deze laten we hier en daar op het land liggen als natuurlijk kunstobject.

Wandelend door het bos is het telkens weer de vraag of een dode boom of struik weggehaald moet worden of kan blijven staan of liggen. Ook al gaat het goed met het bos, af en toe gaat er een boom dood. De boom kan geraakt worden door de bliksem of een storm kan hem doen afbreken. Het belangrijkste criterium dat we hanteren is eigenlijk veiligheid. Als een boom zodanig beschadigd is dat hij elk moment op het pad of op de werkplek kan vallen dan kunnen we niet anders dan de boom omzagen en weghalen. En als we hout voor de winter nodig hebben dan valt de keuze eerst op zo’n boom. Op dezelfde manier kijken we naar dode takken die nog in de bomen zitten. Zolang het geen direct gevaar oplevert laten we het rustig zitten.

Waarom we die dode bomen toch laten staan? Soms uit esthetisch oogpunt. Sommige dode bomen zijn door weer en wind zulke fraai gevormde sculpturen. Iedere keer dat je er langs loopt kijk je er van op.
Maar bovenal om een natuurlijke reden. De dood is een menselijk begrip. Een eindpunt. Er was even iets en nu is het weg. Tot hier en niet verder. Het is een kenmerk van de westerse cultuur om lineair te denken  De natuur kent dit niet. In de natuur is alles een eindeloos voortgaande levende kringloop. Wat wij zien als een dode boom is voor heel veel dieren een habitat, een voedselbron, een baken voor hun territorium, een uitkijkpost,  een schuilplaats. Er kunnen mossen, schimmels en planten in groeien. Tal van insecten waaronder solitaire bijen en vlinders nestelen er, halen er hun bouwmateriaal of voedsel vandaan. En hun aanwezigheid trekt weer vogels aan en kleine dieren.

Een tuin is niets anders dan een klein stukje natuur voor de deur. En natuurlijk hoort daar een dode struik of boom bij. Maar het mag ook een boomstronk zijn, of een stapel houtblokken. Van een blok onbewerkt hout kun je een bijenhuis maken door er wat gaten in te boren. Of bindt een bundel korte riet- en bamboestengels bijeen en hang het ergens in de tuin op – er zullen beslist bijen op af komen. Of plaats een rieten schutting of een rieten afdakje. Tuin aan de waterkant? Een flinke stapel stro trekt ringslangen aan.
En dan met een drankje en de voetjes op de bank kijken naar al het komen en gaan van alles dat kan kruipen, sluipen, lopen, springen, fladderen en vliegen.

Een beetje dood hout in je tuin doet je tuin helemaal opleven!

Tom Verhoeven
Auvergne, winter 2012

woensdag 18 januari 2012

Bracken


Bracken – Pteridium Aquilinum

De eerste keer dat ik over bracken hoorde spreken was door Alan Titchmarsh, de BBC –hovenier. Toen had ik slechts een terloopse belangstelling voor varens – soms zie je een enkel exemplaar op de vreemdste plekken in de stad, een dakgoot, bij een slooppandje, in de muur van een gracht. Het is een pioniersplant. Waar nog niets anders kan groeien daar grijpt de varen alvast zijn kans. Ik had er wat in de tuin staan. Aangeplant door een vorige bewoner. Zo kwam ik er achter dat varens ook woekeraars zijn. Zo zeer zelfs dat andere planten helemaal geen kans meer maken. Op een enkel viooltje na dan. Daar ging Alan Titchmarsh uitleg ook over, hoe de woekerende varen alle andere planten verstikte en op welke manier je van de bracken af kon komen.
Varens - Pteridium Aquilinum

De Engelse naam Bracken is ontleend aan het oud-Noors, de taal die de vikingen meebrachten naar Engeland. In Frankrijk staan de varens bekend als Grande Fougere of Fougere d’Aigle. In de middeleeuwen was het gewild materiaal en zo kostbaar dat men er de belastingen mee kon betalen. Varen werd gebruikt bij het maken van glas. Hier in de bergen hebben we nog steeds een paar glasblazerijen en zelfs een heus glasblazerijmuseum maar in vergelijk met de productie van glas in voorbije tijden stelt dat niet zoveel meer voor. Varens hebben de glasblazers niet meer nodig, ze stoken op gas. Verder werd varen als vloerbedekking van stallen gebruikt – het absorbeert vocht beter en isoleert beter dan stro. De net opkomende bladeren die nog in een krul gedraaid zitten beschouwde men als eetbaar. In Aziatische landen als Japan worden ze nog steeds als lekkernij geserveerd. Tegenwoordig weten we dat het verstandiger is deze jonge bladeren niet te eten, ze onttrekken Thiamine (vitamine B1) aan je lichaam, dat een vermindering van je geheugen als gevolg heeft  en regelmatig eten van de jonge scheuten kan zelfs leiden tot maagkanker.
eetbaar,maar niet gezond.

De varens horen eigenlijk meer thuis in laagland. Dat we hier toch enkele velden met varens hebben is het gevolg van menselijke activiteit. De velden zijn ontstaan door alle bomen te kappen. Sommige velden zullen misschien bedoeld zijn geweest voor het kweken van varens in een tijd dat er geld mee verdiend werd.  Daarna hebben er vooral schapen en geiten op de velden gestaan. Maar dat is inmiddels enkele decennia geleden en sindsdien zijn de varens alleenheersers op de velden – ook op velden die nooit voor hen bestemd waren.

Het is moeilijk om van de varens af te komen. Dit komt vooral door de wortels. De manier van wortelen van de varen wordt Rhizome genoemd. Het heeft een paar eigenschappen die maken dat varens het lang volhouden en telkens weer terug kunnen komen. De worteling is niet erg diep, maar de wortels van de verschillende varens grijpen zodanig in elkaar dat ze als een vilten kleed aan elkaar klitten. Omdat ze zo hecht aan elkaar wortelen krijgen andere planten nauwelijks een kans. Zijn de varens eenmaal volgroeid dan komt er geen licht meer op de grond en kunnen er geen kiemplanten meer opgroeien. De varen heeft dus geen concurrentie.
Slechts een paar dieren gebruiken dit hechte bos als schuilplek. Waaronder enkele vogels, een pad en de adder.

Het veld met varens in de brand steken, geen goed idee overigens midden in een bos, helpt niet. De wortels zullen onaangetast blijven en gewoon weer uitlopen.
Het veld omploegen helpt al evenmin, ook al worden de wortels van de varens beschadigd. Rhizome kun je in stukjes breken en weer planten. Er komt dan weer een gezonde plant uit te voorschijn. Voor wie even geen varens bij de hand heeft; ook gember heeft rhizome wortelstokken. Neem een gemberwortel, breek er een stukje van af en plant het. Er zal een gewone gemberplant uit groeien. 
Gember rhizome

Het is een manier van voortplanten die bij meer planten voortkomt. In feite is dan elke plant een kloon van de moederplant. Varen verspreidt zich echter ook door middel van sporen. En na het ploegen blijven die sporen op het veld achter. Deze kunnen zelfs na enkele jaren nog ontkiemen.
Het veld maaien helpt ook niet – ook dan blijven de wortels onaangetast.

Om van de varens af te komen is een combinatie van maaien en ploegen nodig. Vroeg in het jaar maaien – wij gebruiken een zeis en een bosmaaier – voorkomt dat de varens sporen gaan verspreiden. Zodra de varens weer de kop op steken is het nodig om opnieuw te maaien. Dan de bodem ploegen. Of zoals wij hebben gedaan, een paard op het veld zetten, de hoeven zullen de grond geleidelijk omwoelen en de wortels van de varens beschadigen. Gemiddeld duurt het dan zo’n drie jaar om van de varens af te komen.     

Een veld hebben we afgelopen jaar vrij gekregen van varens. Nog een paar velden te gaan…

Tom Verhoeven
Auvergne, winter 2012

Traag Tuinieren


Mensen hebben graag controle over hun leven en over hun omgeving. Dat is goed te zien aan de manier waarop tuinen worden aangelegd en onderhouden. Bij het aanleggen van een tuin wordt menigmaal eerst alles verwijderd. In de kaalslag die dan overblijft word alles egaal gemaakt en vervolgens wordt de grasmat neergelegd (als je een tuin hebt moet je een grasmat hebben!), dan volgen de voorgevormde struikjes en wat kleine boompjes. Een strakke heg vormt een afscheiding met de buren en voor het huis komt een keurig wit hekwerk. Enkele kabouters en natuurlijk de barbecue, een parasol, een tuinbank en de tuin is nagenoeg compleet. Verder is het een kwestie van twee keer per week maaien, want we willen een korte dichte grasmat. Gras aanharken om gras en gevallen bladeren te verwijderen, grasmat harken met de verticuteerhar om mos te verwijderen, gaten prikken in de grasmat om het te ontluchten, vallen plaatsen om de onder de grasmat gravende mollen te vangen. De heg moet een paar keer per jaar gesnoeid worden om hem mooi strak te houden (vooral niet te breed en niet te hoog laten groeien!), de rozen moeten terug gesnoeid worden op niet meer dan drie uitlopers, de bolvormige buxus moet goed rond gehouden worden, er moet gif gestrooid worden om van dat mierennest af te komen en korrels gehaald worden tegen de slakken. En dan hebben we nog kunstmest nodig dat beslist niet verspreid kan worden zonder een speciaal daarvoor ontworpen karretje. En dat moet allemaal gedaan worden in het toch al zo overvolle weekend. Het heeft verdacht veel weg van werk, met dezelfde tijdsdruk en stress die we ook in onze dagelijkse werk ervaren.


De amerikaanse hovenier en tuinontwerper Felder Rushing heeft een andere benadering die hij de naam Traag Tuinieren (Slow Gardening) heeft gegeven. De naam verwijst naar een methode van koken die bekendheid heeft gekregen als Slow Cooking.  In deze traditionele benadering van het koken wordt er uitsluitend met lokaal gekweekte groenten en fruit gewerkt, vrij van pesticiden en kunstmest. Vaak wordt er ook gebruik gemaakt van oude rassen. Het belangrijkste is dat de groente en het fruit geur en smaak hebben – iets dat in kassen en bij gebruik van kunstmest vaak verloren gaat.


Felder Rushing benadert de tuin op een soortgelijke wijze. Hij heeft zich daarbij ook door de Gestalt-theorie laten inspireren, dat op zijn beurt weer veel gelijkenis vertoont met Zen en Taoisme. De beleving van de tuin is daarbij belangrijker dan het eindresultaat. Tuinieren gaat over ontspanning en genieten en niet over inspanning en werk – dit is een kernprincipe volgens Felder Rushing. En het gaat over het waarderen van wat er groeit in de tuin. Soms komt er onbedoeld spontaan ergens een plantje op dat ideaal is voor die plek. Men moet dan niet meteen klaar staan met de schoffel. Vaak beseffen mensen niet wat ze weghalen en plaatsen planten in de tuin die er op die plek of die grondsoort helemaal niet thuis horen. Daarom moeten we leren bewust te zijn van hoe men iets doet en wat de gevolgen kunnen zijn van wat men doet.
Andere herkenbare aspecten van Traag Tuinieren zijn: 
  •  de tuinder is autonoom, hij maakt deel uit van de tuin.
  • de gevoeligheid, integriteit en creativiteit van de tuinder wordt gerespecteerd.
  • zelfbewustzijn wordt benadrukt.
  • op ervaring gebaseerde manier van tuinieren (al doende leert men).
Een journalist bezocht de tuin van Felder Rushing en het eerste dat hem opviel was dat er enkele dode bremstruiken in de voortuin stonden. “Die haal je zeker weg” vroeg hij aan Felder Rushing. Deze antwoordde; “Vroeger zou ik die zeker hebben weggehaald! Tegenwoordig denk ik; bruin is ook een kleur…"


Tom Verhoeven
Auvergne winter 2012

woensdag 11 januari 2012

Kolkende beken


Toen de Romeinen deze bergen introkken volgden ze de rivier de Besbre. Dit lijkt ook de meest verstandige keuze – de rivier geeft de manschappen en hun dieren water en in de zomer verkoeling. Langs de rivier is er voldoende grasland te vinden voor de paarden en het vee. Bovendien stroomt de rivier al meanderend naar het Noorden, hier kan men niet verdwalen.
Toch hadden de Romeinse legioenen strikte orders niet langs een rivier te trekken. Beter was het om een pad te kiezen of aan te leggen dat hoger gelegen was. Vermoedelijk hielden de Averni zich al langer aan die regel, veel van de echt oude Keltische paden zijn nog steeds terug te vinden en ze lopen wel evenwijdig met een rivier, maar er nooit langs. Eigenlijk kun je in dit jaargetijde pas goed zien waarom de Romeinen zich aan die regel hielden. Door de regen veranderen de rustig kabbelende beken in snel kolkende watermassa’s. De grote hoeveelheid water maakt dat de rivieren meer ruimte nodig hebben. De rivieren raken overvoerd en verspreiden hun water over een alsmaar breder gebied. De overstromingen zijn niet altijd zichtbaar, pas wanneer je dichterbij de rivier probeert te komen merk je dat de grond zo drassig is dat je er in wegzakt tot je knieen. Een moderne four-wheel-drive zou hier niet eens doorheen komen, laat staan een Romeinse ossenwagen of strijdwagen.  Het hoger gelegen pad is echter nog steeds goed begaanbaar.

In Nederland zijn de waterstanden op veel plaatsen erg hoog. Het is een trend van de laatste jaren. Er valt meer regen in Nederland, maar ook in de omliggende landen waar de grote rivieren gevoed worden door kleinere beken en rivieren. En al dat water komt naar Nederland. Nu zou je verwachten dat Nederland, een delta-land met zoveel ervaring met wateroverlast, in de zomer flink gewerkt heeft om de dijken te verhogen en te versterken. Dit blijkt niet het geval. Op tal van plaatsen dreigen dijken het te begeven. Op een enkele plek heeft het water de dijken al doorbroken. Ad hoc worden nu oplossingen gezocht, bijvoorbeeld door het plaatsen van zandzakken bij de dijken en bij de huizen. Ad hoc oplossingen zijn typerend voor het moderne management. Bewoners zijn vergeefs  in de weer met plastic om hun spulletjes nog enigszins droog te houden. En boeren zoeken het hoger op, waarbij ze hun vee achterlaten (ondenkbaar in de tijd van de Romeinen en Averni), wetend dat mocht het verdrinken, de overheid toch wel met vergoedingen over de brug komt.

En dan blijken er mensen in Nederland te zijn die hun huis in de uiterwaarden hebben laten bouwen. In ieder opzicht de slechts denkbare plek om te bouwen. Er is elke winter kans dat de uiterwaarden vol lopen met water. En met een hoge waterstand is het helemaal niet te vermijden. De bewoners zouden dit dus van tevoren kunnen weten, maar ze reageren verbaasd en zelf gefrustreerd. Er worden klachten door hen ingediend en men eist een schadevergoeding.

Soms kan ik me niet van de indruk losmaken dat de Romeinen en Averni het beter aanpakten en beter begrepen. Ergens in onze moderne tijd zijn we iets kwijt geraakt; zoiets als ons alledaagse gezond verstand.

Tom Verhoeven

Auvergne, winter 2012