Er zijn verschillende bijenkasten te verkrijgen. In
Nederland is de spaarkast populair en relatief goedkoop in aanschaf. In Frankrijk is de Dadant kast het meest
populair. Het zijn veelzijdige kasten die in verschillende formaten (vijf
ramen, zes ramen, tien ramen, twaalf ramen) verkrijgbaar zijn. Ook de Langstroth bijenkast is gewild. In
beide gevallen gaat het om bijenkasten die van oorsprong in Amerika zijn
ontwikkeld. Mijn keuze is gevallen op
een originele Franse bijenkast; de Warré bijenkast.
Al sinds de tijd van Karel de Grote werden er in de tuinen van kloosters bijen
gehouden. Er zijn tegenwoordig minder
kloosters en daardoor ook minder monniken die imkers zijn, maar onder de ware
kenners van het bijenhouden van de afgelopen eeuw vinden we nog veel monniken.
Een daarvan was Abbe Eloi François Emile Warré (1867 – 1951). In zijn tijd was er
een terugval in het houden van bijen. Warré experimenteerde met zo’n 350
verschillende bijenkasten om tenslotte tot een eigen ontwerp te komen dat
eenvoudig in gebruik was, bijvriendelijk was, goedkoop zodat juist mensen met
minder geld zo’n kast konden aanschaffen of zelf maken, en dat desgewenst een
voldoende extra honing opleverde voor de imker. Het ontwerp kreeg de naam Ruche
Populaire (volks bijenkast) – verwijzend zowel naar het bijenvolk als naar een
kast voor iedereen. Hij beschreef de bijenkast uitvoerig in zijn boek
“L’Apiculture Pour Tous” (Bijenhouden voor iedereen).
De Warré bijenkast is gebaseerd op het principe van
natuurlijk bijenhouden. De imker laat het bijenvolk zoveel mogelijk met rust en
zou zelfs kunnen volstaan met het slechts een keer per jaar openen van de
bijenkast.
Waar andere bijenkasten gebruik maken van ramen waarin een
ijzerdraad is gespannen om er een kunstraat aan vast te smelten, daar gebruikt
de Warré bijenkast slechts latten die voorzien worden van een laagje was.
De bijen maken zelf de raten aan deze latten. De kunstraat
heeft een standaardmaat en de bijen zullen zich aanpassen bij het verder
uitbouwen van hun raten. Omdat de Warré kast geen kunstraat heeft kan het zijn
dat de raten die de bijen maken verschillen van formaat.
In elke kamer is ruimte voor acht raten – dat maakt de Warré
bijenkast gemiddeld iets kleiner dan bijvoorbeeld de Dadantkast (10 – 12 ramen).
De Warré bijenkast kan voorzien worden van kleine glazen vitrines
waardoor men de ontwikkeling van het volk binnen de kast kan volgen. Het voordeel van de vitrines is dat het niet
nodig is om de kasten te openen om het volk te kunnen bestuderen. Dat betekent minder stress voor de bijen en –
een belangrijk punt voor Abbé Warré – behoud van warmte in de kast.
Het bijenvolk begint te bouwen in de bovenste kast. Als het
de latten van de volgende kast heeft bereikt begint het vervolgens in die kast
te bouwen.
Wanneer het bijenvolk zich goed ontwikkelt dan kan het nodig
zijn om de kast uit te breiden. De imker doet dit door aan de onderkant er een
kamer aan toe te voegen. Door het
telkens toevoegen van een nieuwe kamer aan de onderzijde, krijgt de Warré
bijenkast met een groot volk iets weg van een toren in het landschap.
Aangezien de bijen van nature het broednest beneden en de
honingvoorraad boven willen, zullen de bijen al bouwende hun broednest naar
beneden migreren zodat kastdelen bovenin uiteindelijk alleen honing bevatten.
Wanneer er voor wordt gekozen om honing te oogsten, dan kan
deze in tegenstelling tot het werken met ramen, niet geslingerd worden. De
honingraten worden geperst. Er kunnen dus ook geen ramen met was teruggeplaatst
worden of geplaatst worden bij een ander bijenvolk zoals de meeste imkers dat
gewend zijn. Dat lijkt een nadeel, maar
een belangrijk voordeel is dat eventuele
sporen van ziektes e.d. niet met de honingraten kunnen worden overgebracht naar
een ander volk.
Zoals al aangegeven is de warmte in de bijenkast is een
belangrijke overweging voor Abbe Warré. Het is een van de redenen waarom hij de
bijenkast zo min mogelijk wil openen.
Voor het behoud van de warmte plaatst hij boven op de kast een
isolatielaag van natuurlijk materiaal. Dit kan vilt zijn, houtsnippers, papier,
etc.
De methode van Abbe Warré is vergelijkbaar met de
traditionele Japanse methode. Belangrijk verschil is wel dat de Japanse Apis
cerana zwermgraag is, terwijl de
Europese bij minder vaak wil zwermen. Het
Japanse bijenvolk is ook kleiner dan het Europese bijenvolk.
Klein opvallend detail; waar Abbe Warré nog aanbeveelt de
bijen met rook naar beneden te krijgen, trommelt de Japanse imker op de bovenzijde
van zijn bijenkast. De trillingen maken dat de bijen naar beneden gaan. Eens kijken of dat bij de Europese bij ook zo
werkt.
Voor nu staan er twee Warré bijenkasten klaar voor bewoning.
Dat geeft me tot het voorjaar de tijd om aanvullende kamers te bouwen en te
werken aan een derde kast waarvoor ik al een dak klaar heb liggen.
En dan zal ik het boek van Abbé Warré grondig moeten
doornemen, want deze methode van bijenhouden is anders dan ik het gewend ben of
geleerd heb tijdens de opleiding.
Het belooft een heel spannend nieuw voorjaar te worden !
Tom Verhoeven
Auvergne, zomer 2015
Hoi Tom! Ik heb nu net een drietal weken een nazwerm als nieuw volk in een Warrékast en ben benieuwd naar je verdere ervaringen. Ik ben een beginnende imker en vind de kijkglaasjes fantastisch om de bijen te bekijken.
BeantwoordenVerwijderenHoi Tom! Ik heb nu net een drietal weken een nazwerm als nieuw volk in een Warrékast en ben benieuwd naar je verdere ervaringen. Ik ben een beginnende imker en vind de kijkglaasjes fantastisch om de bijen te bekijken.
BeantwoordenVerwijderen