woensdag 30 mei 2012

Beltgraven


Het is bevreemdend om herinneringen te hebben aan plekken die niet langer bestaan. In Amsterdam heb ik in een wijk gewoond die in zijn geheel is gesloopt en herbouwd. Ik weet er moeiteloos alles nog te vinden, maar het is er niet meer. De oude straten zijn verdwenen, de huizen zijn weg. Mijn slaapkamer is er niet meer, het balkon waarop ik zo vaak heb zitten lezen is weg, de box waar mijn koga myata stond bestaat niet meer, zelfs mijn fietsroutes naar het rietveld en de polders zijn verdwenen. Ik weet mijn weg in iets dat niet bestaat.
Zo ook Beltgraven. Het vakantieoord Beltgraven bestond sinds de jaren vijftig tot begin jaren tachtig. Het heeft er een tijdje verlaten bij gelegen tot er sloop- en graafmachines verschenen, de oude vakantiehuisjes gesloopt werden en er nieuwe vakantievilla’s in een nieuw landschap gebouwd. Het is nu een Landal vakantiepark. Het enige dat nog herkenbaar is is de weg naar de ingang. Maar als je het terrein oploopt en zoekt naar het vertrouwde pad naar een van je favoriete huisjes dan blijkt het verdwenen. Waar bomen horen te staan is een open plek, er is geen heuveltje meer waarachter je je kan verstoppen, het sparrenbosje waarachter zich dat stille met mos begroeide plekje bevond van waaruit je allerlei dieren kon bespieden is weg. De krentenboompjes kan ik niet meer terugvinden.
Mijn herinneringen kunnen niet langer geplaatst worden in een situatie, spelen niet langer af op een bestaande plek. Zit er nog verschil tussen herinnering en fantasie? Ik heb nog veel weet van wat ik daar heb meegemaakt, en er zijn ook nog een paar foto’s overgebleven, maar had het ook niet een verhaal geweest kunnen zijn dat iemand anders me ooit vertelde?        

Het vertrek
Aan de Prins Hendrikkade bij het Oosterdok lag het koopvaardij opleidingsschip de Pollux. Daar was er een ruim parkeerterrein waar de bussen op zaterdag op ons stonden te wachten. De bussen hadden op de voorruit een markering zodat je wist welke je moest hebben. De koffers en de fietsen werden in een grote vrachtwagen geladen. In het begin had mijn vader nog wel eens de neiging om toe te zien op het laden van de fietsen en koffers. En hij was tot ergernis van de jongens die de wagen laadden niet de enige die een oogje in het zeil wilde houden. Beroepsvervorming van mannen voor wie het laden en lossen van schepen een ambacht was.   

De rit naar de Veluwe was een groot avontuur. De reis leek heel lang te duren en ik bleef gedurende de hele rit kijken of ik de bossen in de verte al zag liggen. Als we dan eindelijk bij de bossen kwamen en de bus voor de binnenwegen koos zat ik op het puntje van mijn stoel. Nog hoor ik in gedachten de takken van de bomen de bus raken. En als dan de bus over de kampweg het recreatie oord Beltgraven binnenreed voelde het alsof ik thuis kwam. Uit de bus stappend was er ineens de geur van het bos. We namen onze jassen en tassen mee en wandelden vervolgens over zandpaden, kaart van het terrein in de hand,  naar het huisje.

De koffers werden met een trekker lang sgebracht. Er liepen wat mannen mee die keken op het kaartje dat aan de koffers hing voor de naam van het huisje en de koffers werden aan de rand van het pad van het huisje neer gezet. Sommige huisjes stonden vlakbij het pad, voor de meer afgelegen huisjes waar wij voor kozen moest vaak wat meer gelopen worden.


De huisjes
Alle huisjes hadden een naam die te maken hadden met een schip. Onze voorkeur; Kompas of Kraaiennest.
Allebei nogal afgelegen huisjes. Naar huidige begrippen waren het eenvoudige en vrij kleine huisjes. De huiskamer diende tevens als ouderlijke slaapkamer door het naar beneden klappen van een tweepersoonsbed. Er waren twee kleine kamers zonder verlichting waar een stapelbed stond. Mijn broer en ik sliepen in een van die kamers, het andere kamertje diende als opslag voor de koffers.

In de huiskamer stond een tafel waaraan vier personen konden plaatsnemen. Als je arriveerde dan stond er op die tafel altijd een bosje bloemen, bij wijze van welkom achtergelaten door de vorige bewoners. Er stond een potkachel aan de zijkant en we hadden een lamp. Een gaslamp die verbonden was aan de gasfles die onder het aanrecht in de keuken stond. Het keukentje bevond zich aan de achterzijde van het huisje en daarnaast was er een betonnen doucheruimte. Ik kan me zelfs geen tegels op de vloer herinneren. Voor het huis was een terrasje waar we konden zitten in grote uitklapbare strandstoelen, het soort stoelen waar je iedere keer weer een gevecht mee hebt om ‘m in- en uit elkaar te klappen, maar die wel lekker zitten. Achter was er een overdekte plek voor de fietsen. Een van eerste taken van de kinderen was het verzamelen van “eikels”, ons woord voor dennenappels. Deze kwamen in die overdekte plek te liggen, waar ze konden drogen. Mijn vader gebruikte ze om de potkachel mee aan te maken. Werkte perfect.   


Het scheerhuisje
Dit was het enige huisje met elektriciteit. Je kon je scheerapparaat in een van de  stopcontacten bij de spiegels aansluiten om je te scheren. Het was het dagelijkse loopje van mijn vader. De plek waar hij zijn collega’s tegen kwam die vaak tegen zijn zin over het werk begonnen. Hij wilde juist even niet denken aan werk en praten over regels en rechten. Even geen vakbondsman zijn.

Marktkramen
Niet ver van de ingang bevonden zich een rijtje geheimzinnige houten schuurtjes. Er zaten luiken voor en als kind kon ik niet bedenken wat dit voor huisjes waren. Het bleken marktkramen te zijn. Elke week kwam daar of een groenteboer of een eierboer zijn waar uitstallen. Soms waren er meerdere handelaren tegelijkertijd en dan was het echt een kleine gezellige markt.    

Vlak daarbij was ook de opslag van de gasflessen. Was een gasfles leeg, dan kon je hem met het daarvoor bedoelde karretje naar de opslagplek rijden en omruilen voor een volle. Er was geen beheerder, dus het omruilen moest je zelf doen. En het opnieuw aansluiten van de fles op het fornuis en geiser deed je ook zelf.


De kantine
Zo noemden we het recreatiegebouw. In de grote zaal was een buffet waar je terecht kon voor een kop koffie of frisdrank, waar ansichtkaarten te koop waren en souvenirs. Er was een ruim terras waar je buiten kon zitten, met een groot plein waar je badminton kon spelen. Op dat terras heb ik voor het eerst koude chocolademelk uit een flesje en de eerste cassis gedronken. In het recreatiegebouw werd op zaterdagavond een film vertoond of er werd een Bingo avond georganiseerd. Op een dag was er ook een dansvoorstelling op het plein voor de kantine; folkloristische dansen. Aan het eind kon iedereen meedoen. Tijd voor jongetjes als ik om me uit de voeten te maken, maar tot mijn verbazing deed mijn moeder enthousiast mee. Dit waren de dansen waar ze mee was opgegroeid.


Bij de kantine hoorde ook een keuken. Als je op zaterdag aankwam dan kon je voor het hele gezin een warme maaltijd bestellen. Bij het ophalen kreeg je dan een rek met een stapeltje pannen mee. De eerste afhaal-maaltijd van mijn leven.   

Dan was er een plek enigszins verborgen waar af en toe een groot vuur werd aangelegd.
Dat vuur maakte grote indruk op me, maar van wat er zich daar nog meer afspeelde heb ik geen herinneringen meer.

Er was een speelplek met een draaimolen, een schommel en een klimrek. Er was ook een pierebad. Met veel watertorren er in! Alleen die watertorren al waren reden genoeg om vaak in en rond het bad te vertoeven.

Het gebouw van de beheerder.
De heer de Graaf was aangesteld als de beheerder van Beltgraven. In mijn herinnering ben ik slechts twee keer in zijn kantoortje geweest. De eerste keer omdat ik een kommetje gebroken had en mijn moeder een nieuwe kwam aanschaffen. En jaren later toen ik samen met mijn broer een fietstocht maakte en we besloten om op Beltgraven te kamperen. Toen bleek de heer de Graaf  bij het inschrijven een heel aardige man, die zich zelfs mijn moeder nog herinnerde, maar in mijn jongere jaren was ik altijd een beetje bang voor hem.

De paden waren van oudsher zandpaden. Maar het laatste jaar dat we er verbleven waren er op de zandpaden puin gestrooid, een soort grove slakken zoals van de hoogovens. Op den duur zouden die door de wekelijkse trekkers wel een keer stuk gereden worden en dan een laagje vormen bovenop het zand. Het idee zal zijn geweest dat het de modderpoelen bij aanhoudende regen zou voorkomen. Maar het liep ongemakkelijk en voor de kinderen was rennen gevaarlijk, als ze een keer struikelden dan lagen ze helemaal open.

Zo bedacht men ook op een keer om een deel van het bos af te zetten met prikkeldraad. Kinderen die al spelend van de paden afdwaalden en door het bos renden zagen het prikkeldraad niet en liepen lelijke verwondingen op in het gezicht.

Vakantie
In die tijd duurde een vakantie verblijf op Beltgraven een week, hooguit twee weken. Meer vakantiedagen had mijn vader niet. Het was de enige gelegenheid van het jaar waar we met onze vader konden voetballen of met onze beide ouders badminton speelden. Soms leerden we een nieuw spel of kochten mijn ouders speelgoed speciaal voor tijdens de vakantie. En we fietsten veel in de omgeving of maakten wandelingen door de omringende bossen.
Maar het aller spannendst waren toch wel de lange zwerftochten die ik alleen of met mijn broer maakten. Een tijd lang wisten onze ouders niet hoe ver we wel niet afdwaalden in het bos. Toen ze tijdens een gezamenlijke wandeling er achter kwamen dat we veel plekken die voor hun nieuw waren al kenden waren ze uiteraard bezorgd. “Zover weg kan ik jullie zelfs niet meer horen”, zei mijn vader. Kort daarop kregen we ieder een scheidsrechtersfluitje. We mochten er niet op fluiten volgens mijn vader, tenzij we hem nodig hadden of verdwaald waren. En een derde fluitje was voor hem, als hij floot betekende het; meteen thuis komen! Dit bleek in de praktijk goed te werken.

Tijdens die zwerftochten leerde ik de bossen steeds beter kennen, ik zag allerlei dieren en planten die ik in de stad natuurlijk nooit te zien kreeg. Mijn interesse in de natuur is tijdens die vakanties op Beltgraven gewekt en sindsdien heb ik altijd terug verlangd naar dat zwerven door de bossen. In de loop der jaren bestonden de meeste van mijn vakanties uit tochten door de natuur, soms te voet, vaker nog op de fiets. En ik denk zelfs dat de beslissing om in de Auvergne te gaan wonen voor een deel bepaald is door mijn jeugdervaringen in Beltgraven.

Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2012

dinsdag 22 mei 2012

Auvergne en Nederland, een vergelijking


Nederland is een van de dichtstbevolkte landen van Europa. Vooral de randstad is verstedelijkt, maar als we de alsmaar groter wordende dorpen en de wegen er naar toe bij op tellen dat ontkom je niet aan het gevoel dat heel Nederland bevolkt is. Plekken waar je alleen in de natuur kunt ronddwalen zonder andere mensen tegen te komen zul je niet of nauwelijks in Nederland vinden. En als je dan eens een rustig plekje hebt gevonden met niet al te veel voorbijgangers dan is er altijd het geluid van snelwegen en een spoorlijn op de achtergrond. In de toekomst zal de verstedelijking van met name de randstad alleen nog maar toenemen. Het gaat langzaam richting New York met het groene hart als een park in het midden van stad, industrie en kantoren, en veel wegen, veel auto’s, veel forensen

Nederland heeft gemiddeld 403 inwoners per km2. Frankrijk heeft gemiddeld 115 inwoners per km2.

Frankrijk heeft meer ruimte, meer agrarische gebieden en vooral ook meer natuurgebieden dan Nederland. Dat maakt Frankrijk ook zo’n aangenaam vakantieland. Je kunt er temidden van de natuur echt tot rust komen en in de natuur actief zijn; voor wandelen, paardrijden, zwemmen, fotograferen, sport en spel, is er meer natuurlijke ruimte en variatie.

Om Nederland en de Auvergne beter te kunnen vergelijken heb ik zo maar wat saaie cijfers bijeen gesprokkeld.

Oppervlakte Nederland: 41.526 km2 (waarvan 18 % bestaat uit water)
Oppervlakte Auvergne: 26.013 km2

Waar Nederland gemiddeld 403 inwoners per km2 heeft, daar telt de Auvergne slechts 53 inwoners per km2. De Allier, naast Cantal, Puy de Dome en Haute-Loire een van de vier departementen van de Auvergne, kent zelfs nog minder inwoners per km2; 46.

Het dichtstbevolkte deel van Nederland is de provincie Zuid-Holland met grote steden als Rotterdam, Den Haag en Leiden. Het heeft 1227 inwoners per km2.

Amsterdam, de stad waar ik ben opgegroeid en waar ik het langst hebt gewoond, heeft 789.846 inwoners (cijfer 2012) op een oppervlakte van 219 km2. Dat komt neer op 4750 inwoners per km2.

De hoofdstad van de Auvergne, Clermont Ferrand heeft een oppervlakte van 42,7 km2 en heeft 142.400 inwoners(2011). Per km2 komt dat neer op 3337 inwoners, aanzienlijk minder dan een stad als bijvoorbeeld Leiden dat 5042 inwoners per km2 telt.

Er zit weinig groei in de bevolking. Vooral op het platteland trekken de jonge inwoners weg naar de steden, voor opleiding, werk en de avontuurlijke levensstijl die bij een stad lijkt te horen. In de nabijheid van steden is dan ook wel nieuwbouw te zien, vooral vrijstaande huizen met een perceel grond er om heen. Meer landelijk gelegen huizen worden moeizaam verkocht en dat geldt ook voor de mondjesmaat vrijkomende bouwpercelen. Ze liggen vaak op een te grote afstand van de steden. Bestaande huizen blijken ook vanwege hun indeling en de staat waarin ze veelal verkeren weinig populair bij jonge Fransen. Dit leidt er toe dat oude huizen lang leeg blijven staan en niet zelden in verval raken. 

Een landelijk gebied als de Montagne Bourbonnaise heeft daarom minder inwoners per km2 dan gemiddeld in de Auvergne. Het gehele berggebied kent slechts zo’n 6500 inwoners, gemiddeld minder dan 15 inwoners per km2.  


Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2012

vrijdag 18 mei 2012

Fris voorjaar


Op het land voelt het zonnetje aangenaam, warm genoeg om in het gras achterover te liggen en bij te komen van een drukke middag. Vrouw naast je, honden en een paard die om je heen in het gras liggen , bijen die rond zoemen, de geur van tijm en andere wilde kruiden, een zacht lentebriesje. Dit klopt helemaal, het is lente!
Maar over het geheel genomen is het veel te koud voor de tijd van het jaar. Veel bewolking, regen en af en toe zelfs onweer, slechts zelden afgewisseld met een voorzichtig door de wolken brekende zon. Zelfs in huis vinden we het koud.
Dat wil niet zeggen dat de natuur helemaal stil staat. De fruitbomen bloeien als nooit tevoren en de berg tooit zich weer in het groen. Er nestelen weer veel mussen in de oude muur tegenover ons huis en dit keer ook in onze dakgoot. Er wordt af en aan gevlogen met nestmateriaal. Het terras wordt wit gekleurd door de uitwerpselen en overal liggen takjes die de mussen bij het bouwen hebben laten vallen. Het keuvelen van de mussen heeft iets vertrouwds.
Hommels proberen in de tuin een verlaten muizennest te vinden om daar hun volk te laten opgroeien en andere hommels proberen in de gaten tussen de stenen van de oude muur te komen om daar te nestelen.
Van de week werden we op een avond opgeschrikt door een groot vliegend gevaarte dat tegen de lamp op botste. Vorig jaar hebben we last gehad van hoornaars en even dachten we dat we met een koningin van doen hadden. Het dier vloog zo snel dat we het niet goed konden bekijken. Ineens was het verdwenen en we konden hem ook niet meer terug vinden. De kat wel. Die had hem ergens zien landen. Het bleek een flinke kever te zijn die leek op de scarabees op mijn boekenplank. Een meikever denk ik, het is er de tijd van het jaar voor. Gisterenavond landde er tijdens het schrijven een op mijn mouw. Het bleef gelukkig rustig zitten zodat ik de tijd had om het raam open te doen.      
Op de slaapkamer hebben we een veldmuis ontdekt. Misschien via het open raam naar binnen gekomen. Noor is geen jager. Toen ze de muis van de ene hoek van de kamer naar de andere zag lopen keek ze heel verbaasd op en volgde de muis met haar blik, maar deed niets. Toen ons wolvenjong Britt vandaag de muis in het oog kreeg wist ze meteen wat ze er aan moest doen. De muis kon weinig anders dan de trap af rennen en achtervolgt door Britt dook ze mijn bibliotheek in. Ik heb haar niet meer gezien of gehoord dus ik ga er van uit dat ze niet tussen de boeken genesteld zit. Morgen Britt nog maar eens laten speuren voor alle zekerheid.
Onder het huis bevindt zich een cave. Vorige week troffen we de vloer van de cave bezaait met kleine beesten. Jonge hagedissen van ongeveer drie centimeter lengte. Het bleken jongen van de gewone hagedis die we vaak op de stenen muur zien zitten zonnen. Een hagedis kan iets van 10 – 12 jongen krijgen, daarom leken het er in het halfduister zo veel.  
Het is nog wat frisjes, maar de lente is toch echt begonnen.

Tom Verhoeven

maandag 14 mei 2012

Het jaar van de bij


In Nederland is 2012 uitgeroepen tot het jaar van de bij. Met een nieuwe website en allerlei activiteiten die zowel op overheid, bedrijven als particulieren gericht zijn worden de bijen onder de aandacht gebracht.

Het gaat niet goed met de bijen. De afgelopen jaren verliezen de imkers jaarlijks een groot aantal van hun bijenvolken. In het najaar worden de bijen ingewinterd met voldoende voedsel om de winter door te komen en in het vroege voorjaar gaan de bijen weer op zoek naar bloemen om daar nectar en stuifmeel vandaan te halen. Steeds vaker treffen imkers bij de voorjaarscontrole echter een lege kast aan. Het gehele volk blijkt te zijn verdwenen. Soms gaat het om meerdere kasten die leeg aangetroffen worden. Het komt ook voor dat imkers al hun bijenvolken kwijt blijken te zijn.

De oorzaak komt voort uit meerdere problemen die spelen.

De honinbij had al last van de ziekte Nozema en een parasiet; de varao mijt. Imkers hebben met redelijk succes dit proleem in de hand weten te houden.
Een van de meer recent ontstane problemen is de toepassing van een nieuw soort gif dat in de landbouw gebruikt wordt; nicotiamide. Het is een gif dat het zenuwstelsel van de bij aantast. Bijen blijken er zelfs bij heel kleine hoeveelheden gevoelig voor te zijn. Als ze er al niet direct dood aangaan blijkt het hun orientatievermogen aan te tasten. Ze vinden de weg terug naar de bijenkast niet.

Een ander probleem is de afname aan diversiteit van bloeiende planten. Wie om zich heen kijkt zal het misschien al eens zijn opgevallen, we zien steeds minder bloemen om ons heen. Nog niet zo lang geleden stonden de weidevelden elk jaar vol met bloemen, ideaal voor bijen en vlinders. Maar tegenwoordig worden de weide zwaar bemest en al vroeg gemaaid. Ze zien , zo groen als maar kan, er uit als strakke voetbalvelden. Voor een bij is al dat groen een woestijn. Er valt geen voedsel te halen.
Veel gemeentes houden hun plantsoen en parken ook goed bij. Zo goed dat nog geen paardebloem het volhoudt op een grasveld. De bermen langs de weg worden regelmatig gemaaid en ook daar zien we steeds minder bloeiende planten. Ook het aantal soorten planten is de afgelopen jaren afgenomen. En sommige bomen zien we minder vaak aangeplant dan vroeger. Bomen zoals bijvoorbeeld de Linde, een echte bijenboom.
Voldoende voedsel voor de bij op een natuurlijke weide
De toenemende bebouwing en asfaltering van Nederland helpt natuurlijk ook niet.

De problemen spelen niet alleen voor door imkers gehouden honingbijen. De hommels en de solitair levende wilde bijen hebben steeds meer moeite om zich in leven te houden. In Nederland is inmiddels zo’n 65 % van de wilde bijen uitgestorven of uiterst zeldzaam geworden.

Vaak realiseren we ons niet hoezeer we afhankelijk zijn van de bijen als bestuivers. Zonder bijen zouden we veel minder fruit kunnen eten of vruchtensappen kunnen drinken. Veel van onze dagelijkse groenten zijn afhankelijk van bijen voor bestuiving – zonder groentezaden, geen groenten. Wat zouden we doen zonder chili con carne, appeltaart, aardbeienijs, slaolie, margarine, chocola,  tomatensaus, koffie, hasj, lijnzaadolie, linnen, om slechts enkele producten te noemen waar de bij essentieel is voor de productie ervan. Er is bijna geen gerecht te maken zonder dat er voedsel in zit dat we aan de bij te danken hebben.
En dan hebben we het nog niet eens over de honing gehad. Deze wordt niet alleen in gerechten gebruikt, maar ook de toepassing als medicijn neemt toe. Dit geldt overigens ook voor propolis, een minder bekend bijen product, dat een anti-biotische werking heeft. De bijenwas kent allerlei industriele toepassingen maar wordt ook voor het maken van  het populairste snoepgoed van Nederland gebruikt; drop!

Politici begrijpen het belang van de bij niet en hebben vrijwel zonder uitzondering erg weinig kennis van de natuur. In de afgelopen jaren hebben zij geen gehoor gegeven aan eerdere oproepen om het behoud van de honingbij en de wilde bijen te ondersteunen. Van de overheid valt nog minder initiatief te verwachten, ofschoon enkele gemeentes wel iets minderen in het maaien van de bermen.
Het zou mooi zijn als meer gemeentes hun bermen met rust lieten, en daarnaast in parken plekken zouden creeeren waar wilde bloemen uitgezaaid kunnen worden. En bij het aanleggen van nieuwe parken plekken reserveren voor het plaatsen van bijenkasten en bijenhotels. Ook bedrijven beschikken vaak over stukken berm of perken rond hun gebouw. Ook zij zouden bewust kunnen kiezen voor het planten van drachtplanten en het plaatsen van een bijenhotel. 
  
Op welke manier kunnen we iets doen als particulier?
Het veranderen van stemgedrag lijkt weinig effect te hebben, want geen enkele partij heeft iets met bijen. En als ze het al noemen in hun programma dan gebeurt er niet actief iets mee. De lobby van gesubsidieerde boeren weegt zwaarder dan die van imkers die, hoe vakkundig en geschoold als ze ook zijn, bijen houden als liefhebberij. Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat er zelfs maar overwogen wordt om te minderen met het landbouwgif.
We kunnen wel zelf initiatieven ontwikkelen. Het maken van een bijenhotel is daar een goed voorbeeld van. Leuk om te doen met de kinderen en het levert een fraai object voor in de tuin op. Er zijn scholen die er een jaarlijks project voor de kinderen van maken. De bijenhotels zijn eenvoudig te maken van wat planken hout, rietstengels, bamboestengels, wat klei of leem. Of van een balkje hout door er gaten in te boren. Wilde bijen zullen er een nest in maken met een voedselvoorraad voor een bijenlarve en de gaten dicht metselen. Het is ook een geschikte plek voor de bij om te overwinteren.

Voorbeeld van een bijenhotel
 Belangrijk blijft ook het planten van drachtplanten, de bloeiende planten waar bijen hun voedsel vandaan halen. Hier zitten werkelijke prachtige planten en struiken tussen. Het enige waar we op moeten letten is dat we geen dubbelbloemige soorten kiezen. De oorspronkelijke plant is altijd enkelbloemig. 

Het planten van drachtplanten levert een kleurrijke geurige tuin op waar bijen en vlinders af en aan zullen vliegen tussen de bloemen en het bijenhotel.
 
Er zijn op verschillende plekken in den lande imkermarkten, waar leden van de imkerverenigingen meer informatie geven over het wel en wee van de bijen en over het houden van bijen. Op 14 en 15 juli 2012 zijn er de landelijke open imkerijdagen.

Neem een kijkje op de website en doe mee met de activiteiten van dit bijenjaar;

Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2012

dinsdag 8 mei 2012

Website voor toeristen

Het departementale comite voor toerisme heeft een nieuwe website gelanceerd voor bezoekers aan de Auvergne en in het bijzonder het departement de Allier.



De Franstalige versie omvat maar liefst 500 pagina's met informatie die per thema zijn ingedeeld. De webpagina's zijn rijk voorzien van foto's, er zijn videobeelden, plattegronden, overzichten van evenementen en exposities,  verwijzingen naar naar andere websites en nog veel meer.
Een indrukwekkende website die uitnodigt om er meer dan eens een kijkje te nemen. 

De Franstalige versie:
http://www.allier-tourisme.com/
Allier tourisme

De Nederlanstalige versie:
Allier toerisme.dolce-vita

Meer informatie over de Auvergne in het Nederlands is ook op deze mooie webite terug te vinden:
Auvergne toerisme Nederlands

Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2012

zondag 6 mei 2012

Bisons in de Monts Madeleine



Het klinkt op het eerste gehoor onwaarschijnlijk; bisons die grazen op de velden van de Monts Madeleine. Toch zijn er in midden en Zuid-Frankrijk vondsten gedaan die op de aanwezigheid van bisons in deze streken in de oudheid wijzen. Er werd ooit jacht op gemaakt en er werden afbeeldingen van gemaakt, zoals tekeningen in grotten, op plakken klei en in ivoor (been van herten) gesneden.
replica prehistoirische bison La Madeleine



Deze prehistorische bisons zijn allang geleden uitgestorven. Misschien is er iets voor te zeggen om in een uitgestrekt bosgebied als de Monts Madeleine een grote grazer als bijvoorbeeld de Wisent te introduceren. Het zou grote veranderingen in de samenstelling van het bos teweeg brengen en invloed op de diversiteit aan planten dieren hebben. 
Maar het is niet de Wisent die terug te vinden is in de Monts Madeleine – het is een kleine kudde Noord-Amerikaanse bisons!


De bisons worden gehouden nabij het plaatsje St. Rirand en ze kunnen van nabij bekeken worden vanuit een moderne huifkar die langs de velden met grazende bisons rijdt. Bij de boerderij bevindt zich een winkel waar men bison-vlees en vleewaar kan kopen. Er is een picknick en barbecue plaats op het terrein en men kan er terecht voor souvenirs, ijs, drankjes, etc.

Meer informatie is op de website terug te vinden:

Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2012        

woensdag 2 mei 2012

Le PAL - dierentuin en attractiepark Auvergne


In de Auvergne ligt PAL, een dierentuin en attractiepark. Le Pal bestaat al een tijdje, maar is recent uitgebreid en vernieuwd. Sinds kort is het park het internationale certificaat voor duurzame tourisme “Green Globe” toegekend – het enige park in Frankrijk dat dit certificaat heeft toegewezen gekregen.


Het is een ruim opgezet bosrijk park. Het dierenpark kent veel verschillende diersoorten die een ruime natuurlijke behuizing hebben. Er is o.m. een jungle waar leeuwen en tijgers te bewonderen zijn en er is een wolvenvallei. Dagelijks worden er dierenshows gegeven met zeeleeuwen en met roofvogels. Kinderen kunnen voor een dag verzorger worden van de olifanten (olifantendouche!) of van de apen (apenlunch!). Zij zien en helpen mee met de dagelijkse werkzaamheden van een van de dierenverzorgers van het park.







Het pretpark heeft meerdere kleine en grote attracties. Sommigen bedoeld voor de wat ouderen, andere juist voor de jongere kinderen. Om slechts enkele attracties te noemen; de nostalgische carrousel, de Canadese boomstammentocht, het sprookjesbos, monorail, vliegende treinwagons, schipschommel, Disque du Soleil.







Daarnaast kent het park enkele reataurants waar men terecht kan voor een volledige maaltijd of voor enkele snacks of een kop koffie.

Het park PAL is een leuke en aantrekkelijke combinatie van dierentuin en attractiepark. Het park is vooral bekend bij Franse bezoekers, en relatief onbekend bij buitenlandse toeristen. De sfeer is gemoedelijk, er zijn geen lange rijen wachtenden voor elke attractie zoals in Disneyland en het entreegeld is, zeker in vergelijk met Disneyland, zeer gunstig.

Bezoekers hebben het park PAL het waarderingscijfer 9.0 gegeven.

Het park PAL is gemakkelijk te bereiken vanaf de snelweg richting Lyon en vanaf Moulins. Het ligt zo’n 30 km ten oosten van Moulins bij het plaatsje St. Pourcain sur Besbre in de Allier.
 
Tom Verhoeven  
Auvergne, Lente 2012