zondag 24 mei 2015

Economisme en consumentisme



De Vietnamweide bevond zich ooit aan de rand van het Amsterdamsche bos. Het maakte niet deel uit van het oorspronkelijke ontwerp, maar was spontaan verwilderd en daarom in ecologisch op zicht zeer interessant. Het moest wijken voor een nieuw te bouwen tenniscentrum.  De exploitant had een ander tenniscentrum, maar dat moest gesloopt worden om er het nieuwe ABN-AMRO kantoor te bouwen.  Ondanks hevig verzet van de bevolking werd de vergunning uiteindelijk toch afgegeven. Een van de argumenten die ook door de partij Groen Links werd gehanteerd was dat de bomen op de Vietnamweide geen economische waarde hadden.

Het toekennen van economische waarde aan allerlei objecten, organisaties, structuren en zelfs levensvormen is sindsdien rap toegenomen.  Bomen die men wil behouden worden een economische waarde toegekend, de oceanen wordt een economische waarde toegekend van 22 biljoen (22.000.000.000.000,- euro).  De economische waarde van kunst en cultuur wordt ingeschat op 1,7 miljard euro per jaar. Een schilderij van Rothko heeft al gauw een waarde van tientallen miljoenen,  de hoogste prijs die betaald werd voor een van zijn schilderijen was 186 miljoen dollar. Een schilderij van Gauguin vond voor 300 miljoen dollar een nieuwe eigenaar.  De economische waarde is belangrijker dan de kunstzinnige waarde.  Als elke kunst opleiding schilderijen zou opleveren die miljoenen zouden opleveren, dan zouden we niet snel bezuinigen op zo’n opleiding.  Een opleiding filosofie leidt niet op tot een filosofisch entrepeneurschap, dus is de economische waarde gering.  Dan kan het weg bezuinigd worden zoals in de universiteiten van Amsterdam en Rotterdam onlangs gedaan is.  Windenergie levert volop stroom, maar het is aanzienlijk duurder dan stroom verwekt met een kolencentrale. Dan is de keuze om toch te kiezen voor kolencentrales en jaarlijks toenemend gebruik van kolen voor bestuurders makkelijk te maken.

Het toekennen van geldelijke waarde aan zo’n beetje alles dat een rol speelt in de maatschappij wordt economisme genoemd.  De economische waarde bepaalt de zin van het product of de activiteit.  Het lijkt een utilitaire benadering van de werkelijkheid.  Als iets een economische waarde heeft, dan heeft het nut en dus heeft het zin.

Economisme is het ultieme neoliberalisme.  Men ziet het ten onrechte als realisme. Een verdere visie op de wereld, de werkelijkheid of de toekomst is overbodig. De politicus draagt geen boodschap uit, maar is hooguit een manager die zakelijk naar de cijfers kijkt en zijn beslissingen daarop baseert.
Economisme vult consumentisme optimaal aan.  Ook de consument leert te leven in een werkelijkheid waarin alles gedefinieerd wordt door de economische waarde.  Daarbij zijn twee dingen het belangrijkst;  de merknaam, hoe bekender het merk hoe meer het product waard is, en de “bargain”, het koopje – het binnenhalen van het gewilde product voor een lage prijs.

De wijze waarop de goederen onze maatschappij bereikt hebben speelt geen enkele rol.  De kolen die gebruikt wordt in de Nederlandse kolencentrales komt voor een groot deel uit Columbia en staat bekend als “bloedkolen”, vanwege de grote misstanden en de slachtoffers die vallen in de kolenmijnen.   Voor de productie van chocolade wordt op grote schaal gebruik gemaakt van kindslaven.  Voor de productie van kleding in Azie wordt gebruik gemaakt van kinderen die soms niet ouder dan acht jaar zijn en de hele dag hetzelfde monotone en gevaarlijke werk doen.
Fabriekswerk dat voorheen in Nederland gedaan werd, wordt nu in derde wereldlanden gedaan. Niet alleen worden de arbeiders zwaar onderbetaald, maar de werkomstandigheden zijn uiterst onveilig. Regelmatig vallen er ongelukken die identiek zijn aan ongelukken die vroeger ook in de Nederlandse fabrieken voorvielen, voor de verplichte invoering van veiligheidsmaatregelen.

Dan is er de schade die aangericht wordt in natuurlijke gebieden. Oerwouden die gekapt worden voor het hout,  bergen die afgegraven worden om Nederlandse tuintjes van rotsen te voorzien, uitgestrekte veengebieden die afgegraven worden om er potgrond van te maken, gebieden die volledig van de toplaag ontdaan worden vanwege “fracking” waarbij tegelijkertijd al het water in de wijde omgeving vergiftigd wordt. Gebieden waar gemijnd wordt naar fosfaten die nodig zijn voor de groenten en vooral bloemen in onze kassen. Gebieden waar gemijnd wordt naar grondstoffen voor onze zo onontbeerlijke mobieltjes.

Al die verwoeste plekken hebben geen economische waarde.  Al dat menselijke leed heeft geen economische waarde.

“De natuur herstelt zichzelf” is een veelgehoorde veronderstelling. Het is een mythe.  Daar waar de natuur op deze schaal vernietigd is keert ze niet terug. Leven is er niet meer mogelijk.  En voor zover het mogelijk is om weer planten en dieren te herintroduceren, zal het nimmer leiden tot het oorspronkelijke ecologische evenwicht.
Dit geldt net zozeer voor de mensen die dagelijks lijden als gevolg van het westers consumentisme. Zelfs als het vandaag zou stoppen zouden er minstens enkele generaties met blijvende trauma’s overblijven. 

Zolang economisme en consumentisme de twee overheersende denkwijzen blijven is wezenlijke verandering niet mogelijk.
In een paar recente discussies bleek hoezeer mensen afhankelijk zijn van geld. Vaak gehoorde argumenten waren: we kunnen niet zonder geld, geld is noodzakelijk, geld is er altijd geweest, geld is niet goed of slecht – het gaat er om wat je er mee doet, of hoe je er mee omgaat (amerikanen gebruiken hetzelfde argument om het bezit van vuurwapens goed te praten),  geld is niet de schuldige (heel calvinistisch!), geld is alleen maar een ruilmiddel (als dit argument genoemd wordt, is er altijd iemand die begint over Polynesische schelpjes !), tijd is geld.

Het zijn argumenten die bij het leven van de consument horen. Minder dan een eeuw geleden zouden we dergelijke argumenten niet te horen krijgen. En ook nu nog in meer landelijke omgevingen,  gaat het vaker om manieren om elkaar te helpen en te steunen zonder dat er aan geld gedacht wordt.  Als je bij een naburige boer op de koffie gaat, krijg je bij het weggaan een doos eieren mee.  Of fruit. Of wat er op dat moment maar in voorraad is. Ook ruilhandel is heel gebruikelijk; ik help jou met deze klus, jij helpt mij daags daarna met die klus. Onze moderne economie is een schuld-economie, voor elke handeling die we verrichten of die we gedaan willen hebben moet betaald worden.  De meer klassieke economie die we nog steeds zien in Aziatische en Afrikaanse landen is een gift-economie.  De vraag is niet “wat ben ik jou of jij mij verschuldigd”, maar “wat kan ik jou schenken”.  Geld speelt bij een dergelijke economie geen wezenlijke rol.

Het is typerend voor de consument dat hij/zij zich geen voorstelling kan maken van een leven zonder geld.  Het duidt er vooral op dat hij zozeer deel uitmaakt van een systeem dat hij zich er zelfs niet uit vrij kan denken, laat staan dat hij stappen onderneemt om los te komen van deze vorm van economie.
 
Groenlinks heeft sinds kort een nieuwe politiek leider; Jesse Klaver.  Bij zijn benoeming kondigde hij aan dat hij de strijd zou aanbinden met het economisme.  Een heel anders Groenlinks geluid dan ten tijde van de Vietnamweide.  Ik juich het toe, maar verwacht vooralsnog geen echte veranderingen bij het grote publiek, noch bij de andere politieke partijen in de tweede kamer. Neoliberalisme overheerst -  zelfs bij links.  En de enquetes bevestigen het beeld; de Nederlandse consument is gelukkig ! 

Tom Verhoeven
Auvergne, lente 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten